Het dorp is in de geschiedenis vele malen door stormvloeden geteisterd, waarbij meestal ook een gedeelte van de bebouwing wegspoelde. In 1570 verdween tijdens de Allerheiligenvloed de helft van het dorp in de golven, waardoor de kerk aan de rand kwam te staan - wat nu nog steeds het geval is.
Volgens een telling in 1680 woonden er in Scheveningen 917 mensen in 200 huizen. Daarvan hielden er zich ongeveer 250 bezig met de visvangst. Andere beroepen waren afslager, lijndraaier, scheepstimmerman en vishakker. Niet-visserijgebonden beroepen waren onder andere rietdekker, schoenmaker, kleermaker, timmerman en bakker.
Scheveningen was tot halverwege de zeventiende eeuw slechts met Den Haag verbonden door een duinpad, het Westerpad, dat uitkwam bij het Haagse Noordeinde. In 1665 kwam de naar een ontwerp van Constantijn Huygens aangelegde Scheveningseweg gereed, een lange, rechte straatweg, waardoor de verbinding aanzienlijk verbeterde. Langs deze weg liet Jacob Cats een buitenverblijf aanleggen met de naam Zorgvliet. Andere welgestelden lieten, vooral toen Scheveningen na 1800 als badplaats opkwam, buiten het oude dorp - en met name ten noordoosten en ten oosten ervan - landhuizen en villa's bouwen. Andere bouwsels uit vroeger tijden zijn het niet meer bestaande Kalhuis, een wachthuisje voor lieden die aanlandende pinken een ligplaats op het strand moesten aanwijzen, en het opmerkelijke buitenverblijf Nieuw Soetenburgh, aan de kop van de Keizerstraat. Bron: nl.wikipedia.org